Leven in een bubbel

De zon schijnt buiten zoals die al een hele tijd niet heeft geschenen. Door de strakke oostenwind zijn er mooie heldere blauwe luchten. De bloesems knallen uit de bomen en de voorjaarsbloemen laten één voor één hun schoonheid zien. Het lijkt wel alsof de natuur in haar eigen bubbel zit. Een contradictie met de bubbel waar ik mijzelf en mijn omgeving in zie belanden. We hebben elkaar zo hard nodig maar lijken af en toe wel op magneten die in plaats van een aantrekkingskracht op elkaar hebben, zich van elkaar afduwen.

Ondertussen als ik zo “solo” de kilometers aan het wegtrappen ben en mijn hartslag niet te ver laat oplopen, dan heb ik tijd, tijd om na te denken. Het gevolg zijn dan van die gedachtes waar ik het antwoord eigenlijk niet op wil geven. Omdat ik weet dat het antwoord waar is maar daardoor ook zo confronterend. Dan baal ik eigenlijk van de gedachte, want nu ik het weet, moet ik er ook wat mee. Het liefst zou ik het eigenlijk niet eens aan papier willen toe vertrouwen, wetend dat ik er in de toekomst mee geconfronteerd kan worden.

Het gaat om de bubbel uit de eerste alinea. Ik ben veel meer thuis dan normaal, het sociale leven verstild een beetje. Het lijkt of de wereld waarin ik leef kleiner wordt. Dat ik in een bubbel aan het belanden ben. De gedachte die hierin bij me opkwam was echter tegengesteld: “Kom ik nu uit mijn bubbel waar ik normaal gesproken in leef en beland ik nu in het echte leven”. Hierop voortbordurend was de geachte: ‘”Is de bubbel waar ik normaal gesproken in leef, nu langzaam aan het leeglopen, totdat deze niet kleiner kan worden en knapt”. Twee gedachtes, waar ik liever het antwoord niet op geef.

Gisteren stond ik even stil op de fiets om een foto te maken. Met een molen op de achtergrond, die zolang de wind waait blijft draaien, de wind die er bij ons zo vaak als vanzelfsprekend is. Maar wat als de wind wegvalt, dan komen de wieken langzaam tot stilstand en is het wachten, wachten tot de wind weer komt. De molen weet niet wanneer het komt, het maakt zich er niet druk om, het is er niet mee bezig. Ik stap weer op en weet op dit moment is het niet wind stil buiten maar van binnen wel.

Normaal sta ik minder stil, ga ik meer door. Normaal vergeet ik te leven vanuit het perspectief dat het allemaal niet gewoon is zoals ik kan leven. Het voorrecht dat ik geboren ben in een land waar er aan niets te kort is. Daadwerkelijk aan niets. Het is misschien niet helemaal eerlijk verdeeld, er is verdriet, er is pijn, er is ongerechtigheid, maar er is zoveel dat ik vaak niet eens meer zie wat er wel is. Nu, nu is het windstil aan het worden, net als de wieken komt alles langzaam tot stil stand. Er komt een tijd van wachten, wachten totdat alles weer normaal wordt.

Dat wachten, wachten totdat de bubbel knapt, dat het vanzelfsprekende weer bijzonder wordt. Wachten totdat de wind weer gaat waaien. Ga ik in de tijd van wachten mijn bubbel repareren en laat ik de wind als deze gaat blazen mijn oude gerepareerde bubbel weer vol blazen? Of laat ik de bubbel die geknapt is, achter me en heb ik oog voor de oneerlijkheid, het verdriet, de pijn en ongerechtigheid buiten mijn eigen bubbel?

Tsja, het is wat ik zei. Ik heb liever niet van deze gedachtes. Deze confronteerde vragen vol waarheid. Het is alleen nu de vraag, wil ik blijven leven in een bubbel of durf ik hem door te prikken?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.