In het moment

Ik zie de sterke renners voor me rijden, ik heb aangeklampt in hun wiel en zoveel mogelijk gebruik gemaakt van hun zog. We gaan richting het einde van de klim en het laatste steile stuk van de Snippendaalseweg de Zijpenberg op. Ze gaan met zijn drieën naast elkaar fietsen, ze doen de spreekwoordelijke deur dicht. Er is nog weinig ruimte om er langs te gaan. Ik twijfel even, maar zet dan toch aan en fiets op het randje van het pad er langs. Door de lage spanning in de banden, 2,5 bar voor de zwaardere gravel stroken, voel ik mijn fiets naast heen en weer ook deinend op en neer gaan. Mijn hartslag gaat boven de 180, mijn stuur trek ik van links naar rechts, even alles eruit trekken wat erin zit.

De tijd vliegt voorbij en ik blijf in het zog van de tijd mee gaan. Als er een klein gaatje lijkt te ontstaan en de tijd langzaam van me weg loopt, zet ik aan en druk nog net niet mijn wiel tegen die van de tijd en als het even gaat er misschien wel voorbij. Want het gaat allemaal veel makkelijker als ik aanhaak en mee ga in het ritme van de tijd. Als de tijd er een schepje boven op doet, schakel ik een tandje bij en kruip dieper in de beugels. Nee, vandaag gaat de tijd me niet lossen. Al moet het uit mijn kleine teen komen. Ik ga zo in de tijd op dat ik vergeet dat de tijd er eigenlijk is.

Hoe zou het zijn als de tijd er niet is? Als ik voor alles gewoon tijd heb, zonder dat de tijd zich aan me opdringt. Of misschien wel beter gesteld, hoe kan ik de tijd gewoon de tijd laten zijn zonder dat ik de behoefte voel om in haar snelheid mee te gaan. Dat ik de tijd laat lopen, zonder dat ik me druk maak over de verloren tijd. Er wordt ook wel gezegd dat voor alles een tijd is. Toch denk ik ook dat er geen tijd voor alles is en dat er veel voor de tijd gaat.

Aan het einde van de rit, voel ik dat ik veel heb gegeven. De benen gaan telkens minder makkelijk rond. De sterke mannen fietsen vaker bij me weg of beter gezegd ik laat het mezelf toe om te lossen. Te lossen zodat ik me kon focussen op de rest van de groep, foto’s te maken, af en toe even temporiserend op kop te rijden of de laatste man van de groep gezelschap te houden. Ik heb mijn momenten gekozen om even vol te gaan om vervolgens ook te genieten van de momenten om te ontvangen door niet alles te geven maar gewoon te zijn.

Misschien is dat het ook wel met de tijd. Moet ik haar, zo nu en dan of veel meer, gewoon laten gaan en mij focussen om er te zijn. In het moment de keuze te nemen om mij een andere ritme eigen te maken. De keuze om te gaan of te laten gaan. Een ritme te zoeken die misschien niet die van de tijd is, maar des te meer die van mijzelf of van de ander waar ik mee onderweg ben. Die ander en ikzelf zijn per definitie altijd meer waard dan de tijd. Uiteindelijk is de tijd niet van mijzelf, de keuzes die ik maak en de herinneringen die ik beleef wel. Het is dan eigenlijk ook geen vraag meer waarvoor ik moet gaan, maar vooral een keuze wat ik laat gaan.